OOP jrg. 58 (7-8)

18,00

Beschikbaarheid: Uitverkocht Categorieën: ,

E-Book
SKU

OOP58-7/8

Jaargang

jrg. 58 nr. 7-8

Aantal pagina's

48

Uitvoering

full colour

Beschikbaarheid: Uitverkocht Categorieën: ,

Beschrijving

Een los nummer bestellen kan via OOP@Spabonneeservice.nl.
Een abonnement telt 4 nummers per jaar. Zie onze abonnementspagina.


Inhoud van dit nummer

Volgspot: Kinderen als active agents in onderzoek: Children’s Worlds
Jessica De Maeyer

Empowerment van ouders en gedragsproblemen van kinderen tijdens een periode van jeugdzorg
Harm Damen, Jan W. Veerman, Ad A. Vermulst, Rozemarijn van Pagée, Rozemarijn Nieuwhoff & Ron H.J. Scholte

In deze studie onderzochten we veranderingen in empowerment van ouders en gedragsproblemen van hun kinderen tijdens een periode van jeugdzorg, en hun onderlinge relaties. Ook stelden we vast of deze veranderingen samenhangen met het soort jeugdzorg dat werd geboden. We vergeleken hiervoor intensief ambulante hulp die gezinsgericht was (family-centred care; FCC) met meer kindgerichte hulp (child-centred care; CCC) in de residentiële zorg en pleegzorg. In totaal werden 621 gezinnen onderzocht. Hiervan kregen 434 gezinnen FCC en 137 gezinnen CCC. Onderzoeksgegevens over empowerment van ouders en gedragsproblemen van kinderen werden bij aanvang en aan het einde van de behandeling verzameld. Ouders in FCC lieten gemiddeld op alle empowermentschalen een statistisch significante vooruitgang zien. Ouders in CCC alleen op de gedragscontroleschaal van empowerment. De gedragsproblemen van kinderen zijn zowel in FCC als CCC significant afgenomen tijdens de behandeling. Uit een cross-lagged analyse blijkt bovendien dat gezinsgerichtheid van de behandeling (FCC) direct bijdraagt aan empowermentverbetering van ouders. Het sterke vermoeden bestaat dat door deze verbeteringen in empowerment de gedragsproblemen van hun kinderen afnemen. In de discussie onderschrijven we het belang van empowerment van ouders als opvoeder, het gebruik van gezinsgerichte elementen in de residentiële zorg en pleegzorg, en van verder follow-up onderzoek op dit gebied.

Pleegzorg en breakdown. Een relatie met (secundaire) traumatische stress?
Janneke Majoor & Marleen van Aggelen

Eerder onderzoek laat zien dat bij ongeveer een derde van de pleegzorgplaatsingen sprake is van een breakdown. Dit risico neemt toe bij ernstige gedragsproblemen. Bij een vrij grote groep pleegkinderen is sprake van traumasymptomen die deze gedragsproblemen voorspellen. Pleegouders worden hier dan ook geregeld aan blootgesteld. Nabij contact met iemand met traumatische stress kan leiden tot secundaire traumatische stress. Dit artikel beschrijft onderzoek naar de vraag of er sprake is van een relatie tussen secundaire traumatische stress bij pleegouders, traumatische stress bij hun pleegkind en een breakdown bij 32 pleeggezinnen (17 pleeggezinnen waar een breakdown heeft plaatsgevonden tijdens de onderzoeksperiode en 15 pleeggezinnen zonder breakdown-ervaring tijdens de onderzoeksperiode). Deze relatie is niet gevonden in dit onderzoek. Mogelijk is het beperkt aantal deelnemers hier een verklaring voor. Wel blijkt dat bij 69% van de totale groep pleegkinderen sprake is van traumatische stress. Ook blijkt dat een breakdown ruim twee keer zo vaak voorkomt bij pleegouders die een eerdere breakdown hebben meegemaakt. Een eerder meegemaakte breakdown door pleegouders vergroot dus mogelijk het risico op een volgende breakdown. Nader onderzoek naar deze trend is gewenst. Desalniettemin onderstrepen de bevindingen het belang van preventieve acties om (volgende) breakdowns te voorkomen, zoals het screenen op en het behandelen van traumatische stress bij pleegkinderen, het ondersteunen van pleegouders in het trauma-sensitief opvoeden, het bieden van nazorg aan pleegouders en het meewegen van een eerdere breakdown bij pleegouders als risicofactor in het matchingsproces.

Een model voor culturele sensitiviteit in de geestelijke gezondheidszorg
Tess Bombeeck, Nienke Peters-Scheffer & Els Rommes

Verschillende studies hebben onderzocht hoe de toegang tot en kwaliteit van zorg voor mensen met een migratieachtergrond verbeterd kan worden. Hoewel er al meerdere kaders en instrumenten voor cultuursensitieve zorg ontwikkeld zijn, ontbreekt het nog steeds aan een eenduidig model met daarin alle benodigde componenten voor cultuursensitief werken in de geestelijke gezondheidszorg. In dit onderzoek is op basis van systematisch literatuuronderzoek een dergelijk model ontwikkeld. Uit zestien studies op het gebied van culturele sensitiviteit in de (geestelijke) gezondheidszorg werden alle aanbevelingen geselecteerd die door meer dan één studie werden genoemd. Dit resulteerde in een model bestaande uit drie niveaus: cliëntenzorg, personeelsbeleid en organisatiebeleid. Binnen dit model werden bovendien inhoudscriteria (de benodigde componenten van culturele sensitiviteit) en procesfactoren (acties die kunnen helpen bij het nastreven van culturele sensitiviteit) onderscheiden. De drie niveaus bestonden respectievelijk uit vier, twee en twee inhoudscriteria. Daarnaast werden er voor ieder niveau verschillende procesfactoren geïdentificeerd die zorginstellingen kunnen helpen om cultuursensitief te worden. Dit model is toepasbaar binnen instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en sociaal werk, die op zoek zijn naar manieren om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften van een cultureel diverse cliëntpopulatie.

Brief aan de hoofdredacteur
Chris Struiksma