OOP jrg. 58 (11-12)
€18,00
E-BOOK OOP 58 (11-12)
€17,00
|
|
SKU | OOP58-11/12 |
---|---|
Jaargang | jrg. 58 nr. 11-12 |
Aantal pagina's | 52 |
Uitvoering | full colour |
- Beschrijving
Beschrijving
Een los nummer bestellen kan via OOP@Spabonneeservice.nl.
Een abonnement telt 4 nummers per jaar. Zie onze abonnementspagina.
Inhoud van dit nummer
Volgspot: Ongelijk
Herman Wieberdink
De effecten van Equine-Assisted Therapy op problemen met aandacht en hyperactiviteit-impulsiviteit bij kinderen met ADHD. Resultaten van een kleinschalig multiple baseline onderzoek
Laura Franco, Johan Vanderfaeillie, Iris De Backer & Cindy Wijnants
Equine-Assisted Therapy (EAT) is een interactief proces waarbij de therapeut gebruikmaakt van (een) paard(en) om psychotherapeutische doelen die hij samen met zijn cliënt heeft vooropgesteld, te bereiken. In dit onderzoek wordt het effect van EAT op problemen met aandacht en hyperactiviteit-impulsiviteit bij zes kinderen met ADHD nagegaan via een multiple baseline design. Door de leerkrachten van de kinderen werd gerapporteerd over de problemen met aandacht en hyperactiviteit-impulsiviteit van de kinderen met de subschaal ‘aandachtsproblemen’ van de ‘Gedragsvragenlijst voor kinderen van 4-18 jaar, informatie leerkracht’. Alle leerlingen kregen gedurende zeven weken één EAT-sessie per week. De resultaten toonden dat EAT geen effectieve interventie is voor problemen met aandacht en hyperactiviteitimpulsiviteit bij kinderen met ADHD.
Afbouw van psychofarmaca bij mensen met een verstandelijke beperking. Belemmerende en stimulerende factoren voor begeleiders
Emma Pluimers, Els Rommes & Nicole van As
Vanwege gedragsproblemen krijgen mensen met een verstandelijke beperking geregeld langdurig en meervoudig psychofarmaca voorgeschreven (De Kuijper, 2014). De effectiviteit van het onderdrukken van gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking door psychofarmaca is niet eenduidig aangetoond in wetenschappelijk onderzoek (Tyrer et al., 2008). Voor mensen met een matig tot ernstig verstandelijke beperking is het moeilijk om gevoelens duidelijk te verwoorden (Kapitein & Wieland, 2014). Hulpverleners zijn daardoor vaak genoodzaakt om gevoelens van geluk of pijn te interpreteren uit (basale) gedragingen, wat het proces van afbouwen vaak lastig maakt. Doel: Ervaringen en verwachtingen van begeleiders tijdens het afbouwen van psychofarmaca in kaart brengen zodat zij beter ondersteund kunnen worden. Methode: Gegevens werden verzameld door middel van semigestructureerde interviews en geanalyseerd met een ‘general inductive approach’. Resultaten: Begeleiders maken zich zorgen over de gevolgen van afbouw voor de cliënt, de omgeving en zichzelf. Eerdere ervaringen met onsuccesvol afbouwen, de ernst van beperkingen in cognitief en communicatief niveau van de cliënt, de fysieke kenmerken van de cliënt en de mate van onvoorspelbaarheid van gedrag bepalen de verwachtingen van de begeleiders tijdens het afbouwen van psychofarmaca. Conclusie: Begeleiders zijn bereid om kritisch naar psychofarmacagebruik te kijken, maar lijken weinig gemotiveerd om daadwerkelijk af te bouwen. Enerzijds maken zij de afweging of afbouw van psychofarmaca in het belang van de cliënt is. Anderzijds dragen begeleiders verantwoordelijkheid voor de veiligheid van andere cliënten en van zichzelf en maken ze een inschatting van het risico op probleemgedrag van de cliënt als gevolg van afbouw van medicatie. Dat probleemgedrag kan een probleem vormen voor de veiligheid. Verwachtingen van de begeleiders van een toename van probleemgedrag kunnen ertoe leiden dat begeleiders meer probleemgedrag signaleren en/of dat zij ‘normaal’ probleemgedrag van de cliënt ten onrechte aan de afbouw van de medicatie wijten, met als gevolg dat hun motivatie om psychofarmaca af te bouwen afneemt. Om de afbouw van psychofarmaca te faciliteren zijn collegiale samenwerking, voldoende tijd, adequate scholing en geschikte huisvesting van belang evenals het opdoen van positieve ervaringen met de afbouw van psychofarmaca.
Tekststructuur in de Kennisbasis Nederlandse taal
Hilde S. Kooiker-den Boer, Ted J.M. Sanders & Jacqueline Evers-Vermeul
Uit internationaal onderzoek blijkt dat kennis over tekststructuur bijdraagt aan diep tekstbegrip. In het leesonderwijs op Nederlandse basisscholen zien we echter nog weinig aandacht voor tekststructuur. Voor goed onderwijs hierover is het nodig dat leerkrachten over voldoende kennis over tekststructuur beschikken. Op basis van definities en inzichten uit wetenschappelijke literatuur over tekststructuur en tekstbegrip hebben we de Kennisbasis Nederlandse taal, een landelijk curriculum voor de lerarenopleiding basisonderwijs, geanalyseerd. Hierbij stonden twee onderzoeksvragen centraal: 1) In hoeverre komt de theorie uit wetenschappelijke literatuur over tekststructuur aan bod in de Kennisbasis Nederlandse taal? en 2) In hoeverre biedt de Kennisbasis daarmee voldoende basis om leerkrachten in staat te stellen leerlingen te onderwijzen over tekststructuur? Uit de analyse blijkt dat de Kennisbasis leerkrachten onvoldoende bagage biedt. Een overkoepelend theoretisch model van tekstbegrip en de relatie tussen tekststructuur en tekstbegrip ontbreekt, evenals definities van cruciale begrippen zoals signaalwoorden en referentiële en relationele coherentie. Daarnaast vermeldt de Kennisbasis onjuiste voorbeelden, wordt er geen onderscheid gemaakt in verschillende niveaus waarop tekststructuur een rol speelt (zin, alinea, tekst), en zijn kennisinhouden versnipperd over de domeinen binnen de Kennisbasis. Vanuit deze resultaten doen we aanbevelingen voor aanpassingen in de Kennisbasis.
Leesvader Caesarius Mommers. Zijn succes met Veilig leren lezen
Dré van Dongen
Frater Caesarius Mommers is de hoofdauteur van de methode voor aanvankelijk lezen: Veilig leren lezen. Deze methode wordt al ruim zestig jaar door het grootste deel van de Nederlandse en Vlaamse basisscholen gebruikt; iets dat geen enkele andere onderwijsmethode heeft gepresteerd. Er kunnen vijf sleutelfactoren onderscheiden worden voor dit succes. Eén, het fraterschap van Mommers als sturende karaktertrek die gehoorzaamheid en volhardendheid omvat. Twee, de uitgebreide onderbouwing van Veilig leren lezen, met name de handleiding. Drie, een voortdurende aansluiting op de onderwijspraktijk. Vier, de rol en betekenis van Uitgeverij Zwijsen, de uitgever van Veilig leren lezen. Vijf, de wijze waarop frater Mommers omging met belangrijke beleidsmatige en wetenschappelijke ontwikkelingen en de methode daarop aanpaste. Mede aan de hand van grondig marktonderzoek en een voortdurende, intensieve koppeling met de onderwijspraktijk werden didactische en andere vernieuwingskeuzes gemaakt voor elke nieuwe versie van Veilig leren lezen, waarin frater Caesarius Mommers een centrale rol had.