E-BOOK OOP 61 (6)

E-BOOK OOP 61 (6)

17,00

Categorie:
Bekijk winkelwagen

Type

e-book

Aantal pagina's

52

Editie

nieuwe uitgave

Uitvoering

full colour

Reeks

OOP jrg. 61 nr. 6

SKU

EBOOK-OOP61(6)

Categorie:

Beschrijving

Dit product is een digitaal boek in het formaat ePDF met watermerkbeveiliging. Uw e-mailadres wordt op de pagina’s als watermerk opgenomen.
Aangeschafte digitale boeken kunnen door hun aard niet geannuleerd of geretourneerd worden. Het is niet mogelijk om onze digitale boeken te printen. 

Inhoud van dit nummer

Orthoblog: Byong-Chul Han
Anna M.T. Bosman

Volgspot: Basisvaardigheden of zicht op ontwikkeling?
Anke de Boer

Effectieve begeleiding op ondersteuningsniveau 3 met Rekensprint
Madelon van den Boer, Liesbeth Luycx & Peter F. de Jong

Van scholen wordt verwacht dat zij kinderen met rekenproblemen extra begeleiding bieden bovenop de klassikale instructie. Scholen hebben hiervoor kennis nodig over effectieve programma’s die kunnen worden ingezet op ondersteuningsniveau 3. Met deze studie werd de effectiviteit bepaald van Rekensprint, een begeleidingsprogramma voor het automatiseren van basale rekenbewerkingen. De vooruitgang op zowel plus- en minsommen als keer- en deelsommen werd vergeleken voor kinderen in groep 5 en 6 die begeleid werden met Rekensprint en een controlegroep die geen extra begeleiding ontving. Binnen de interventiegroep werd onderscheid gemaakt tussen kinderen met een milde (interventie beter) en ernstige achterstand in rekenen (interventie-zwak). Op de plus- en minsommen gingen zowel de interventie-beter als de interventie-zwak groep meer vooruit dan de controlegroep. Voor de keer- en deelsommen was er geen verschil tussen de interventie-beter en de controlegroep, maar ging de interventie-zwak groep significant meer vooruit. Deze bevindingen geven aan dat Rekensprint effectief kan worden ingezet voor het automatiseren van plus- en minsommen, voor zowel kinderen met een milde als met een ernstige rekenachterstand. Er werd geen generalisatie vastgesteld naar moeilijkere somtypen.

De beperkte rol van aandachtsconcentratie bij leren lezen
Sietske A.E. Walda, Lydia Weenk & Marjolijn van Weerdenburg

Leesproblemen en dyslexie worden het meest in verband gebracht met fonologische problemen, maar lijken ook samen te hangen met onder andere aandachtsconcentratie. De inhibitietheorie beschrijft aandachtsconcentratie vanuit een wiskundig perspectief, waarbij de reactietijden van herhaalde basale, geautomatiseerde taken als basis dienen voor het vaststellen van het niveau van de aandachtsconcentratie (van der Ven et al., 2017). Een voorbeeld van een dergelijke taak is de Aandachts Concentratie Test (ACT). Om de reactietijden van de ACT juist te registreren is het noodzakelijk dat de test zonder fouten gemaakt wordt. Uit eerder onderzoek bleek dat de aanname dat iedereen de ACT foutloos zou moeten kunnen afmaken, niet zonder meer geldt voor een groot deel van de leerlingen met dyslexie. Daarnaast bleek dat oefenen van de ACT niet leidde tot een verbetering van de prestaties op deze taak en ook niet tot een grotere vooruitgang tijdens de dyslexiebehandeling (Walda et al., 2022). Het huidige experiment heeft als doel te onderzoeken of deze aanname terecht was voor leerlingen zonder dyslexie en of de resultaten van het oefenen van de ACT verschillen tussen leerlingen met en zonder dyslexie. De resultaten van zes oefensessies met de ACT van 22 leerlingen met dyslexie uit het eerdere experiment werden vergeleken met die van 34 leerlingen zonder dyslexie op een reguliere basisschool. Beide groepen leerlingen werden, verdeeld over een experimentele conditie en controleconditie, twee keer getest om zo de effecten te onderzoeken van het oefenen met de ACT. Het meest in het oog springende resultaat was dat de leerlingen zonder dyslexie direct in staat bleken te zijn de ACT foutloos af te maken. Er zijn nauwelijks significante verschillen gevonden tussen experimentele condities en controlecondities; beide bleken vooruitgang te boeken op het technisch lezen van woorden en tekst, hoewel de vooruitgang in de groep leerlingen met dyslexie duidelijker was dan in de groep leerlingen zonder dyslexie. De belangrijkste conclusie luidt dan ook dat aandachtsconcentratie weinig betekenis lijkt te hebben wanneer het doel de vooruitgang in technisch lezen is. Geadviseerd wordt om leesonderwijs daarom juist te richten op de concrete taak van het technisch lezen en daarbij de aanbevelingen uit het meest recente Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (Tijms et al., 2021) ter harte te nemen.

De samenhang tussen werkklimaat en agressief gedrag in een forensische behandelsetting voor volwassenen met een lichte verstandelijke beperking
Angela Besselink, Robert Didden & Marinus Spreen

Middels deze retrospectieve studie is onderzocht of er een samenhang is tussen werkklimaatfactoren en agressief gedrag binnen een forensische instelling voor volwassenen met een lichte verstandelijke beperking (LVB). Agressief gedrag komt regelmatig voor bij mensen met een LVB en kan grote gevolgen hebben. Agressief gedrag kan veroorzaakt worden door kenmerken van zowel het leefklimaat als het werkklimaat. In dit onderzoek is onderzocht welke werkklimaatfactoren de sterkste associatie vertonen met agressief gedrag. De hypothese was dat een positief werkklimaat samenhangt met minder agressieve incidenten. Het werkklimaat is onderzocht middels de Living Group Work Climate Inventory (LGWCI). De steekproef bestond uit 316 medewerkers werkzaam op 51 afdelingen van Trajectum. Op deze afdelingen verblijven gemiddeld 9 cliënten. Alle registraties van agressieve incidenten uit het interne meldingssysteem tussen 1 juni 2017 en 30 augustus 2018 zijn toegevoegd. Na voorbereidende analyses is een multiple regressieanalyse uitgevoerd om de samenhang tussen de werkklimaatfactoren (leiderschap, teamfunctioneren, werkmotivatie, werkdruk en gedeelde visie) en het aantal agressie-incidenten te onderzoeken. Bij de multiple regressieanalyse is een model gevonden dat 23% van de agressie kan verklaren. De drie factoren die een onderlinge samenhang laten zien zijn: werkdruk, werkmotivatie en gedeelde visie zoals gemeten binnen het team. Het bleek dat een hoge score op gedeelde visie gecombineerd met een hoge ervaren werkdruk en lage werkmotivatie geassocieerd is met meer agressieve incidenten. Dit verband tussen een sterk gedeelde visie en een toename van agressieve incidenten was onverwacht. Vervolgonderzoek hiernaar is gewenst om meer zicht te krijgen op deze mogelijke samenhang. Daarnaast is het ook wenselijk om de richting van eventuele verbanden tussen werkklimaat en agressie te kunnen onderzoeken; hiervoor is een longitudinaal design aan te bevelen. Vervolgonderzoek kan waardevolle inzichten opleveren om zodoende risicofactoren te identificeren die een rol spelen bij agressie.